IN – DRUK

Traditioneel stond tijdens de periode naar Pasen in kerkdiensten Jezus’ arrestatie en lijdensweg centraal. Nog steeds trekt de Matthäus Passion van Bach ook buiten de kerken veel belangstellenden. Ook wie niet religieus is, wordt erdoor geraakt. En wie had kunnen denken dat The Passion, veertien jaar geleden door de Evangelische Omroep geïntroduceerd, een media-event zou worden? Het lijkt mij zinnig erop te wijzen dat er een wisselwerking is tussen kerk en cultuur. Net als in de concertzaal raakt het lijdensverhaal ook bij kerkgangers andere snaren. In het Evangelie, door Bach getoonzet, horen we dat de onschuldige Mensenzoon de straf voor onze zonden draagt. Het oecumenisch leesrooster, dat in veel Haagse kerken gevolgd wordt, staat niet elke zondag in het teken van Jezus’ kruisweg. De term ‘lijdenstijd’ hoor ik tegenwoordig nauwelijks meer. In de uitleg of preek gaat het veel meer over de navolging van Jezus en de aanvechting die dat oplevert. En Bachs oratorium emotioneert ook mensen van ‘buiten’, omdat ze Jezus’ lijden niet als uniek ervaren. Iemand schreef eens: ‘Jezus’ schreeuw aan het kruis – “mijn God, waarom hebt U mij verlaten!” – echoot duizendvoudig door deze wereld.’ Daarom ook de diaconale acties in de veertigdagentijd, ‘Ga mee’ in de Protestantse Kerk, met projecten in eigen land en daarbuiten. In de rooms-katholieke kerken is er de jaarlijkse Vastenactie, dit jaar onder andere voor Cambodja en Zimbabwe. De kruisdragers tijdens The Passion hoorde ik zeggen dat het lijden van een geliefd medemens ze daartoe motiveerde. Kun je nu zeggen dat het lijden van Jezus moet concurreren met wat weleens afkeurend ‘medemenselijkheid’ werd genoemd? Ik denk niet dat het Evangelie zo uitgelegd wil worden.

Fokke Obbema interviewde, na een hartstilstand, bekende en minder bekende mensen over de zin van het leven. Dit resulteerde in twee boeken (2019, 2021), die hij in 2023 liet volgen door Stervelingen. Hij vraagt daarin aan terminaal zieke mensen en mensen die beroepshalve met dood en sterven geconfronteerd worden, wat het besef van onze sterfelijkheid voor hun leven betekent. Dat hier veel lezers voor zijn, lijkt mij geen toeval. Aardbevingen, terreuraanslagen en bombardementen, de kinderen van deze tijd groeien op in een lijdenstijd. In het boek Leven met tegenslag (2020) staan veertig interviews met meer of minder bekende Nederlanders, die eerder verschenen in de goed gelezen rubriek Tegenslag in het Financieele Dagblad. We krijgen korte, persoonlijke levensschetsen van door grote pech en ontregelende rampen getroffen mensen. Vincent Bijlo (1965), blindgeboren, ontdekte al vroeg dat zijn gehoor hem later in de steek zou laten. Maar hij zingt, drumt, speelt piano en bas en zegt: ‘Het gaat erom dat je jezelf steeds weer opnieuw uitvindt, dwars door alle angst en onzekerheid heen.’ Stef Kreymborg (1953) verloor haar man. Tegenslag? ‘Een aardverschuiving, een amputatie!’ zegt ze. Maar ze kan verder met haar beeldende kunst; dat was altijd al haar domein. De persoonlijke getuigenissen bepaalden mij erbij dat je van toeschouwer zomaar slachtoffer kunt worden. Maar ik lees ook dat we ‘sterker blijken dan we zelf denken’. Medemenselijkheid: we mogen geloven dat opstanding in het leven van gewone mensen niet alleen dat ene, gemartelde Mensenkind geldt.

Rob van Essen