Daniël woont in een tent in het park

Lekker kamperen in de zomer, heerlijk toch? In verschillende parken in en om Den Haag is het voor een groeiende groep daklozen bittere noodzaak geworden. Het hele jaar door.

Iedere kampeerder zal moeten toegeven dat de plek goed gekozen is. Een mooi vlak stukje grond, op een kleine open plek in het bos. Genoeg ruimte om je vrij rond de tent te bewegen en niet direct problemen met wateroverlast tijdens regenbuien.

Elektrische fiets

Voor Daniël (47), een IT’er van Maastrichtse oorsprong, is het vinden van een geschikte kampeerplek routine geworden. Sinds een woon- en werkavontuur in Portugal twee jaar geleden rampzalig afliep en zijn Haagse vriendin hem de bons gaf, woont hij in een tent. Eerst in de Scheveningse Bosjes, tegenwoordig in een park in Rijswijk. De plek vond hij tijdens een bezoekje aan het park met zijn twee jonge kinderen. Die wonen in de buurt, bij hun moeder. Het is de reden dat hij voor Rijswijk koos – de nabijheid van zijn kinderen. Regelmatig gaat Daniël met hen zwemmen of naar de bioscoop, op dagen dat hij er niet met de elektrische fiets op uit moet om boodschappen te bezorgen in Den Haag en omgeving.

Rond de tent heeft hij soort walletjes van takken aangelegd. Dat is niet voor de gezelligheid of het aanzicht. Zo is de tent enkel vanaf één zijde te benaderen, wat de veiligheid ten goede komt. Pas kwam er een man langs, die vroeg of de oude sok die al een tijdje verderop in het bos lag, van hem was. Verder niets. Er zijn wel wat buurtbewoners op de hoogte van Daniëls aanwezigheid in het park, maar ze laten hem met rust. Hij heeft er met zorg op gelet dat zijn kampje praktisch onzichtbaar is vanaf de openbare weg en de voetpaden in het park. De klimaatverandering is hem behulpzaam; al vroeg in het seizoen stonden de bomen stevig in het blad.

Mensenrecht

De dag- of nachtopvang van de Kessler Stichting of het Leger des Heils is niets voor hem. Te veel stress, te veel onderlinge diefstallen en agressie. Geen privacy. ‘Ga maar eens met zes man op een kamer liggen. Als je alleen wilt zijn moet je op de wc gaan zitten.’ Drie keer ging hij naar de soepbus. De confrontatie met de ellende en uitzichtloosheid van de ‘cliënten’ was keihard. ‘Ik heb dagenlang zitten janken op straat. Ik moest afstand nemen.’ Laat Daniël dan maar in een tent wonen, tussen de zingende vogels en het geritsel van kleine dieren. Na de drukke bezorgdiensten (met ‘jonge snakies’ als collega’s) komt hij tot rust met een jointje. Het beeld van de van binnenuit verlichte tent doet denken aan een buitensportreclame. Mooi, maar bedrieglijk. ‘Een huis is een mensenrecht. Je begint je beetje bij beetje minder mens te voelen. Ben ik dan een tweederangsburger? Het mens-zijn wordt me ontnomen.’

‘Ga maar eens

met zes man

op een kamer liggen’

Voor een daklozenuitkering verdient Daniël te veel. In financieel opzicht redt hij zich wel, hoewel de inroostering van zijn bezorgdiensten onderhevig is aan de willekeur van zijn leidinggevenden. Daniël slikt het, relativeert, maakt grapjes. ‘Ik ben niet verslaafd, ik ben niet gestoord. Ik ben redelijk sterk. Onkruid vergaat niet.’ Alleen dat huis, hè. Laatst reageerde hij op een woning in Rijswijk, als achttienhonderdste van tweeduizend gegadigden. ‘U bent zelfredzaam’, krijgt Daniël te horen van hulpverleners en instanties. ‘Ik ben zelfredzaam als ik een huis heb, ik ben niet zelfredzaam als ik in een opvang zit met achtenvijftig mensen.’ Of in een tent in het park. ‘Dat is zo wrang.’

 

Matthijs Termeer

Bij de foto (Matthijs Termeer): Dakloze Daniël bij zijn tent in een Rijswijks park.