‘Je voelde de stilte op het eiland neerdalen’

 

Shari van den Hout-Hooi koestert de herinneringen aan de manier waarop ze als Curaçaose tiener toeleefde naar Pasen. Het is niet alleen nostalgie, het legde de basis voor haar geloofsleven.

 

‘Ik ben opgegroeid in een katholiek gezin op Curaçao’, vertelt Shari van den Hout-Hooi. ‘We waren kerkelijk betrokken en actief. Mijn vader was voorzitter van de katholieke beweging in de wijk en vanuit de kerk werd veel aan jeugdwerk gedaan. De overgrote meerderheid op het eiland was rooms-katholiek. Het geloof was duidelijk aanwezig in het openbare leven. Vooral in de veertigdagentijd – wij noemden het de lijdenstijd – was dat goed te merken. De sfeer was ingetogen. Met onze jongerengroep kregen we catechisatie van de nonnen en waren we intensief met het geloof bezig, bijvoorbeeld door te vasten.’

Sokken

‘Op een gegeven moment moest mijn vader voor de mis op Witte Donderdag twaalf jongens zoeken’, herinnert Van den Hout zich. ‘De bisschop zou hun voeten wassen, net zoals Jezus bij zijn leerlingen deed. Die jongens – ik kende ze goed – hadden met elkaar afgesproken om vooraf dagenlang dezelfde sokken aan te houden, om zo de bisschop te testen. Die had dit ingefluisterd gekregen en vertrok tijdens het ritueel geen spier. Het maakte indruk op de jongens hoe de bisschop met veel zorg hun voeten waste. Het werd een jaarlijks terugkerend ritueel.’

‘De twaalf jongens

hielden dagenlang

hun sokken aan’

Ook Goede Vrijdag kende vaste gebruiken. Van den Hout: ‘Dan liepen we langs de veertien statiën: schilderijen over de lijdensweg van Jezus. Verder beeldden we met onze groep het lijdensverhaal uit, wat we in de periode daarvoor goed voorbereid hadden. We deden dat tijdens de mis en daarnaast in een instelling, bijvoorbeeld in de ggz of ouderenzorg. Daarbij waren we verkleed, maar het was geen toneelstuk. We droegen de letterlijke teksten uit het Evangelie voor. Doordat we vaak geoefend hadden, gingen die teksten als het ware echt door je heen. En ’s avonds na de mis werd het helemaal stil; in mijn herinnering voelde je die stilte ook op het eiland neerdalen. Die verstilling bleef totdat we op zaterdagavond met elkaar naar de kerk gingen. Daar was het donker, tot om middernacht alle lichten aangingen en we Pasen vierden.’

 

Herinneringsdoosje

Op haar achttiende verhuisde Van den Hout naar Tilburg om te gaan studeren. Inmiddels woont ze al jaren in de Randstad en is ze met haar gezin aangesloten bij een protestantse kerk. Nog steeds zoekt ze in de veertigdagentijd naar verstilling en verdieping van haar geloof, maar ze vindt het moeilijk om daar een passende vorm voor te vinden. Een askruisje halen op Aswoensdag, de statiën lopen op Goede Vrijdag, dat doet ze hier niet. Van den Hout: ‘Ik ben bang dat ik niet terugvind wat ik als tiener beleefde. Die beleving van toen zit in een soort herinneringsdoosje en ik verlang daar nog steeds naar terug. Het heeft er ook mee te maken dat we het samen beleefden, niet alleen als gezin, maar ook als vrienden, als wijk. In Nederland wordt het geloof naar mijn idee veel meer individueel beleefd en ik vind daarin geen aanhaakpunt. Tegelijk probeer ik met mijn gezin nieuwe geloofstradities te ontwikkelen, bijvoorbeeld door in de veertigdagentijd aan tafel het Evangelie met elkaar te lezen. En dan kom ik toch weer terug bij hoe we het met onze jeugdgroep deden: door met elkaar de teksten te lezen, herlezen, herkauwen, bespreken, ervaren en uitbeelden gaan ze voor je leven. Dat heeft de basis voor mijn geloof gelegd.’

 

Irna van der Wekke