Veertigdagentijd

Op 5 maart luidt Aswoensdag het begin in van de veertigdagentijd, een periode van bezinning waarin veel katholieken en protestanten – in een of andere vorm – vasten. Maar waarom zou je dat doen? Wat kost het, of wat brengt het?

‘Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het leven in de komende wereld?’, vraagt een rijke jongeman aan Jezus. Hij heeft alles, leeft gewetensvol naar de geboden van Mozes en zal dus ook bij tijd en wijle gevast hebben, maar het maakt hem niet gelukkig. Blijkbaar mist hij iets wat zijn bestaan verdieping geeft, richting: een leven met eeuwigheidswaarde. ‘Het ontbreekt je aan één ding’, zegt Jezus, ‘ga naar huis en verkoop alles wat je hebt, deel het uit en volg mij.’ Een helder antwoord, maar de jongeman haakt teleurgesteld af. Zijn rijkdom zit hem in de weg, niet omdat hij zoveel heeft, maar omdat hij zich eraan heeft toegewijd. Het is zijn levensdoel geworden.

‘Wanneer toewijding

doorslaat, ligt

fanatisme op de loer’

Je kunt vasten zien als: iets niet doen, iets niet mogen, een vorm van afzien en lijden. Het is meestal, maar niet uitsluitend, verbonden met niet eten en niet drinken. De nadruk ligt op ‘niet’: er is iets wat niet mag, niet van jezelf of van iemand anders, of van je geloof, en daarom doe je het niet – of stiekem toch. Ik vermoed dat die rijke jongeman er ook zo in staat. Hij kent de regels en hij volbrengt ze, maar toch is hij niet gelukkig.

De leiding nemen over je leven

Je kunt ook op een andere manier naar vasten kijken, positiever. Dan is het niet jezelf iets ontzeggen omdat het niet mag, maar eerder: de leiding over je leven nemen. De rijke man is slaaf geworden van zijn eigen rijkdom. Jezus ziet dat en vraagt hem om de teugels van zijn leven weer in handen te nemen. Op deze manier betekent vasten vrij worden en je toewijden aan een ander of iets anders, aan het goede leven.

Het is niet toevallig dat in de vastengroep waarvan ik deel uitmaak jonge mensen het vaak zoeken in loskomen van dingen die hen in de greep houden. Vasten is voor hen niet meer een standaardrecept van wat wel en niet mag. Ze maken het persoonlijk. Ze kennen bijvoorbeeld de zuigkracht van social media en vinden dat ze er te veel tijd aan besteden. ‘Na een uur scrollen voel ik mezelf dom en leeg’, schreef Anne ter Rele onlangs in Trouw. Als je er zo naar kijkt, is vasten een poging om daar, al dan niet tijdelijk, los van te komen en je toe te wijden aan iets anders wat wel betekenis heeft. De kern van dat toegewijde leven is dan natuurlijk niet dat je jezelf weer het nodige oplegt – ‘ik moet meer boeken lezen’, ‘ik moet vrijwilligerswerk gaan doen’ – maar dat je een vrij mens wordt, dankbaar om het leven dat je zomaar gekregen hebt. Toewijding komt daaruit voort, niet uit een meer of minder heilig moeten. Waar ze doorslaat ligt immers fanatisme op de loer. Een beetje zelfrelativering kan ook bij het vasten geen kwaad door bijvoorbeeld deel te nemen aan een groep waar je dat kwijt kunt en erom kunt lachen.

Lange adem

Zo bezien is vasten niet een vorm van (zelf)opgelegd lijden, maar een vorm van ontvangen, openstaan, je concentreren op waar het om gaat. ‘Mij volgen’, noemt Jezus dat, om maar niet achter al die andere dingen aan te hoeven lopen waar je uiteindelijk niet blij van wordt. Het is iets van een lange adem. Daarom kent de kerk de traditie van de veertig dagen, de vastentijd, tijd van toewijding.

 

Rienk Lanooy