Kerk en politiek
In 2025 wordt de 1700ste verjaardag van het concilie van Nicea gevierd. De erfenis van dit concilie werkt tot op de dag van vandaag door, onder andere in een geloofsbelijdenis en in de datum waarop we Pasen vieren.
‘De boel bij elkaar houden’, dat was de opdracht die keizer Constantijn (274-337) zichzelf stelde, toen hij in het jaar 325 het concilie van Nicea bij elkaar riep. Het was een tijdperk van grote veranderingen. In korte tijd groeide de christenheid van zo’n 200.000 aan het einde van de tweede eeuw naar ongeveer dertig miljoen aanhangers anderhalve eeuw later. In 313 had diezelfde Constantijn al besloten om de christelijke godsdienst tot religio licita te verklaren, een wettelijk erkende godsdienst. Aan dit besluit van Constantijn lagen vooral pragmatisch-politieke en getalsmatige redenen ten grondslag. Hij hoopte, nu de meerderheid van zijn rijk christen was, op de eenheidsvormende kracht ervan. Dat maakte het bestuur van zijn grote rijk immers eenvoudiger.
Politiek
De christenheid was in die dagen, niet anders dan in de onze, zeer gemêleerd. Om die grote verscheidenheid niet te ver uit elkaar te laten lopen, besloot de keizer om een concilie samen te roepen. Het was dus niet de kerk, maar de politiek die aan de oorsprong stond van de vergadering van Nicea. Tegelijkertijd was het de eerste keer dat vertegenwoordigers van al die christelijke gemeenschappen uit dat enorme Romeinse Rijk en erbuiten bij elkaar kwamen. Om die reden heet het concilie ook ‘oecumenisch’, want dat betekent letterlijk ‘de gehele bewoonde wereld’. Geheel vrijwillig was deelname overigens niet. Een bevel van de keizer kon beter niet genegeerd worden.
Twee kwesties stonden bovenaan het lijstje van Constantijn. De eerste was vooral theologisch van aard: wie toch is Jezus van Nazaret en hoe verhoudt hij zich tot God, de Vader? Er waren theologen die Jezus in eerste instantie vooral wilden benaderen vanuit zijn mens-zijn. Anderen daarentegen hingen de visie aan dat Jezus van eeuwigheid af één van wezen met de Vader is, wel geboren, maar niet geschapen (gemaakt). Zij benadrukten de goddelijke status van Jezus. De tweede kwestie betrof de datum waarop Pasen werd gevierd. Er waren gemeenschappen die Pasen vierden op dezelfde (wisselende) dag als de synagoge dat deed. Anderen kozen voor de zondag, de dag van de opstanding.
Zomerverblijf
Van het concilie zelf zijn geen verslagen overgeleverd. We moeten het doen met latere aanwijzingen, maar zeker is dat het concilie plaatsvond in het zomerverblijf van de keizer in Nicea, het huidige Iznik in Turkije. Er moeten zo rond de 220 deelnemers zijn geweest. Uiteindelijk koos een meerderheid voor de gedachte dat Jezus en de Vader ‘één van wezen’ zijn. De neerslag daarvan is terug te vinden in de Geloofsbelijdenis van Nicea, waarin het middendeel de theologische discussie weerspiegelt: Jezus is eengeboren uit de Vader, dat wil zeggen van hetzelfde wezen, God uit God, Licht uit Licht, ware God uit de ware God; geboren, niet gemaakt, één van wezen met de Vader. Op een later concilie in Constantinopel in 381 zal er nog een passage over de Geest aan worden toegevoegd. Juist daarover zal in de eeuwen daarna nog veel discussie zijn, die uiteindelijk in 1054 leidt tot de scheuring tussen de kerken van het Westen en van het Oosten.
‘Ook in die tijd
was de christenheid
zeer gemêleerd’
Ook over de paasdatum werd een besluit genomen: voortaan zou Pasen gevierd worden op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Volgens Constantijn was dat de belangrijkste uitkomst van het concilie. Veel later ging het toch nog mis met die datum tussen de kerken van het Oosten en van het Westen, maar toen was de politiek-theologische erfenis van keizer Constantijn al lang verankerd in het credo van Nicea-Constantinopel dat door veel kerken wereldwijd na 1700 jaar nog altijd als gezaghebbend wordt beschouwd en dat hen met elkaar verbindt.
Rienk Lanooy
Bijschrift bij schilderij: Tijdens het concilie van Nicea kwamen vertegenwoordigers van alle christelijke gemeenschappen voor het eerst bij elkaar.