Pingpong en taallessen

Stichting Het Vluchtelingenkind biedt dagbesteding aan minderjarige vluchtelingen die zonder ouders in Nederland verblijven. Edwin Fagel was er onlangs te gast tijdens een iftarmaaltijd.

 

In de huiskamer van Stichting Het Vluchtelingenkind wordt de tafel gedekt voor de iftarmaaltijd. Vrijwilliger Mourad Aouragh stelt me voor aan twee jongens: ‘Hij is goed’, zegt hij over me, als hij hen schichtig naar me ziet kijken. ‘Hij staat aan onze kant.’ Ik kijk een van de jongens even in de ogen en geef een geruststellend knikje. Hij zet zijn gesprek met Aouragh voort.

Niets te doen

Stichting Het Vluchtelingenkind biedt gevluchte kinderen uit Arabische en Afrikaanse regio’s die zonder ouders in Nederland verblijven een veilige omgeving en dagbesteding. Twee jaar geleden richtte Romy Zijlstra-Knetemann de stichting op, nadat ze in Scheveningen een crisisopvang had bezocht. Daar trof ze kinderen aan die tijdens hun vlucht getraumatiseerd waren geraakt en hier in Nederland letterlijk niets hadden. Geen ouders, geen aanspraak, niets te doen. Niet in staat zelfs om zich uit te drukken, omdat ze de taal niet spraken. Ze kwam in actie en richtte in twee weken tijd de stichting op. Een flink aantal vrijwilligers heeft zich inmiddels aangesloten en er is een huiskamer ingericht in een kantoorpand aan de Jupiterkade, naast de opvanglocatie van het COA. Hier wordt een thuis geboden en organiseert de stichting tal van activiteiten, zoals basislessen op het gebied van kunst, cultuur, zelfredzaamheid en taal. De stichting richt zich op jongeren van 12 tot 17 jaar, maar ook nadat ze 18 zijn geworden blijven ze welkom in de huiskamer. Aan de Jupiterkade worden alleen jongens opgevangen, op andere locaties nemen ook meisjes deel aan de activiteiten.

Achter in de ruimte wordt de tafel gedekt, er zijn jongens aan het pingpongen. Ik vraag een van hen wat hij van de stichting vindt. Hij reageert met een brede grijns en een duim omhoog. In de hoek wordt op een tv een voetbalspelletje gespeeld en sommigen staan in groepjes te praten. Het zijn gewone jongens, maar allemaal hebben ze ondenkbaar verschrikkelijke ervaringen doorgemaakt in hun vlucht hiernaartoe.

Tuften

Op woensdag en donderdag worden kunstactiviteiten georganiseerd, maar dat is vanavond niet het geval vanwege de iftarmaaltijd. Veel van de kinderen die worden opgevangen zijn moslim. Kunstenaar Mourad Aouragh verzorgt het kunstprogramma. Naast tekenen en schilderen is er bijvoorbeeld ook aandacht voor ‘tuften’, een techniek waarmee wandtapijten worden gemaakt. De resultaten hangen in de ruimte. ‘Kunst is een manier om de gedachten te verzetten’, zegt hij, ‘en voor de jongens is het ook een manier om met hun traumatische ervaringen om te gaan. Het is niet alleen goed voor het geestelijk welzijn van de kinderen, maar ook voor hun zelfvertrouwen. Het geeft een goed gevoel om iets te maken en om iets te kunnen.’

‘In een mum van tijd

wordt er weer

tafelvoetbal gespeeld’

Rond zeven uur is de zon onder en wordt het vasten gebroken. We gaan aan de lange tafel zitten, de maaltijd wordt opgeschept: kip met rijst, diverse salades en Turks brood. De volledige maaltijd is gedoneerd door partners van de stichting, veelal lokale bedrijven, vertelt medewerkster Jasmine Boevé. ‘Sommige jongens houden zich strikt aan de ramadan’, vult vrijwilligster Corinne Meurs aan. ‘Die zitten ’s ochtends om vier uur in de moskee. De dichtstbijzijnde moskee is in het centrum van Den Haag, daar gaan ze op de fiets naartoe. Andere jongens zeggen: “Ik ben nu in Nederland, ik doe niet aan de ramadan.”’

 

Basiscommunicatie

Eenmaal aan tafel blijken zich groepjes gevormd te hebben. De Afrikaanse jongens zitten aan een andere tafel dan de Arabische. Zelf zit ik aan een tafel met gemeenteraadsleden van GroenLinks die op werkbezoek zijn en een medewerkster van het COA. Naast me zit een jongen op zijn telefoon te kijken. Hij lijkt geen behoefte te hebben aan contact.

Corinne Meurs verzorgt de taallessen. Ze vertelt dat ze zich daarin richt op de basiscommunicatie, zoals: ‘Ik ga weg, jij blijft hier, hij zit op een stoel.’ ‘Omdat er geen gemeenschappelijke taal is, moet ik vooral lesgeven met behulp van gebaren’, licht ze toe. ‘Het is mooi om te merken als de communicatie tot stand komt.’

Aan het eind van de maaltijd verlaat de jongen naast me de tafel. ‘Waar ga je naartoe?’ vraagt de medewerkster van het COA. ‘Ruim je wel even op?’ Ze vertelt dat ze zijn mentor is en in sommige opzichten de taken van de ouders overneemt. Daarin werkt ze nauw samen met de stichting. Iedereen helpt met afruimen en in een mum van tijd wordt er weer gepingpongd en tafelvoetbal gespeeld. Ik verlaat het gebouw met een zekere verbazing. Voor de kinderen betekenen de activiteiten van Stichting Het Vluchtelingenkind – uniek in haar aanbod – het verschil tussen getraumatiseerd op een kamer zitten enerzijds, en anderzijds een leven opbouwen, vrienden maken en zich ontwikkelen. Dit zou toch vanzelfsprekend moeten zijn in een welvarende samenleving als de onze.

 

Edwin Fagel

 

Info: hetvluchtelingenkind.nl

Bij de foto: ‘Kunst is een manier om de gedachten te verzetten’